Het is druk in de wachtkamer van de
huisarts.
De warme, klamme lucht van natte jassen
slaat als een vieze vaatdoek in mijn gezicht als ik naar binnenloop
en plaatsneem op de enige nog vrije stoel.
De sfeer die er hangt is er een van
afwachting, tersluikse ronddwalende blikken met een voorzichtige
glimlach voor diegene die toevallig je ogen ontmoeten.
Gesprekken komen niet veel verder dan
het weer of het gebrek daaraan.
Op de een of andere manier voel je je
verbonden met je wachtkamergenoten, je bent er tenslotte niet voor
niets, ergens hapert er iets. Bij sommigen is duidelijk te zien wat
er mankeert als ik zo eens quasi nonchalant rondkijk. Een pleister of
een bandage, van pijn vertrokken gezichten of een enkel koortsig
uitziend exemplaar.
Ik voel een licht klopje op mijn
bovenbeen en kijk naar mijn rechterbuurvrouw.
“Het valt mee hoor, de wachttijd,”
fluistert ze met een glimlach “Er zijn meerdere dokters aanwezig
vandaag.”
De zachte rimpels rondom haar ogen en
mondhoeken zijn als een subtiel bewijs van een blijmoedig karakter in
haar doorleefde gezichtje geschetst. De sprankelende ogen fonkelen
als heldere sterren in een koude winternacht. Haar lichaamshouding
straalt vastberadenheid uit, opgeheven hoofd, kaarsrechte rug, haar
benen als twee wachtposten netjes naast elkaar, tas op schoot en haar
in Mephisto's gestoken voeten stevig op de grond.
“Ik hoop dat je niets ernstigs onder
de leden hebt.”
Ze kijkt me vragend aan en verwacht
blijkbaar een antwoord op haar toch wel directe vraag.
“Nee hoor, gewoon een controle.”
“Gelukkig maar.” zegt ze enigszins
opgelucht. Mijn antwoord blijkt een soort van vrijbrief te zijn om
haar eigen verhaal te vertellen.
“Weet je, mijn man zaliger was nooit
ziek, had zelfs nog nooit een griepje gehad. En plotseling was hij
weg, zijn lijf was er nog wel, maar zijn geest was gevlogen, snap
je?”
Ik knik en kijk in haar vochtige ogen,
poelen van herinneringen.
“We hebben het altijd zo goed gehad
samen, bijna 55 jaar van veel liefde, plezier, ups en een enkele down
ook wel en niet te vergeten onze 9 kinderen.”
Ze geeft me een olijke knipoog. “Ja
dat zat ook wel goed!
Maar ondanks onze lieve kinderen voel
ik me toch vaak alleen, als een afgedreven bootje op een grote
oceaan. Ik mis hem nog elke minuut van de dag. De nachten niet hoor,
dan is hij altijd aanwezig in mijn dromen. Ik verfoei dan ook de
ochtenden dat ik gewekt word door het koude daglicht. Daarom ben ik
hier, voor mijn dosis gelukkige nachtrust.”
Als haar naam wordt geroepen door de
assistente, staat ze vastberaden op, kijkt me aan en fluistert bijna
onhoorbaar: “Mijn geluk is niet meer wat het was, ik krijg het nu
op recept.”
Verbaasd kijk ik haar na en realiseer
me dat oud worden niet per definitie een garantie voor geluk is.
©José '11
Fictie
Een mooi verhaal, goed geschreven.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel voor je mooie reactie Papagoose!
BeantwoordenVerwijderen