Met een ferme tred loopt ze na haar
avonddienst richting de ondergrondse parkeergarage, een paar straten
verwijderd van haar werk.
Moe en een beetje kriegel van de
irritante hoofdpijn die een uur geleden spontaan is komen opzetten,
is ze zich amper bewust van haar omgeving.
'Geweldig, dat kan er ook nog wel bij.'
Ze zet snel de capuchon van haar jack
op terwijl de regen in steeds fellere striemen naar beneden valt. In
de haast laat ze haar tas vallen en vloekt hartgrondig als ze ziet
dat de inhoud niet langer inhoud is, maar verspreid ligt over het
trottoir.
Met graaiende bewegingen raapt ze alles
op en propt het zo goed en zo kwaad als ze kan terug in de altijd te
klein lijkende tas. Vanuit haar ooghoek ziet ze een lange gestalte
aankomen die diep in zijn kraag is weggedoken. Snel kijkt ze rond op
het trottoir, dat maar zwak verlicht is door een enkele
straatlantaarn, of ze alles heeft.
Als ze omkijkt is de man haar al tot
een dertigtal meters genaderd en kijkt haar recht in de ogen aan.
Onderhuids voelt ze een rilling opkomen en de haartjes in haar nek
komen gelijktijdig omhoog.
Bang aangelegd is ze niet alhoewel de
buurt de laatste tijd het doelwit van inbraken en overvallen lijkt te
zijn.
Ze neemt de tas stevig onder haar arm
en begint weer verder richting parkeergarage te lopen.
De regen valt intussen gestaag door en
de aangewakkerde wind blaast de druppels recht in haar gezicht
terwijl hij onverhoeds de capuchon van haar hoofd rukt.
Haar schouderlange haar waaiert alle
kanten op en plakt in natte pieken op haar wangen.
Achter zich hoort ze snelle voetstappen
steeds dichterbij komen. Ze kijkt over haar schouder en ziet dat de
man iets roept maar door de wind vervormen de woorden tot een
onverstaanbare monotone reeks geluiden.
Ze kijkt om zich heen en ziet dat de
straat verder verlaten is en begint harder te lopen.
Achter de flat die voor haar opdoemt is
een steegje, een kortere weg naar de ingang van de parkeergarage.
'Wacht nou even!' hoort ze nu ineens
duidelijk achter zich.
Dat ze niet van plan is om dat te doen
vertaald zich in een snelle blik achterom en een sprintje richting de
smalle steeg.
Adrenaline giert door haar bloed en
haar hart klopt in haar keel als ze de hoek om slaat en overvallen
wordt door de plotselinge duisternis.
Ze loopt nog een paar passen en moet
dan even stilstaan om zich te oriënteren.
De man is nu vlakbij de steeg, zijn
snelle passen duidelijk weerklinkend als een echo.
Vastberaden drukt ze haar lijf tegen de
muur en graait in haar jaszak als plotseling de man de steeg binnen
rent.
Zenuwen staan op scherp als ze
afwachtend haar adem in houdt.
'Hey! Je bent je portemonnee verloren
maar je hoorde me niet'.
Hij steekt zijn hand uit met haar
portemonnee en ze laat haar adem ontsnappen in een diepe zucht.
'Oh, dank je wel'.
Ze draait zich van de muur af en kijkt
in zijn richting terwijl ze de loop van haar Glock op zijn hart
richt.
'Zou je zo vriendelijk willen zijn om
me meteen de jouwe ook maar te geven?'
Haar nachtdienst is begonnen...
©José '11
Fictie
Wauw, wat een goed verhaal! Mooi verwoord, onderhoudend en een verrassende wending aan het slot, je hebt echt talent hoor!
BeantwoordenVerwijderenIk kwam via een ander blog op het jouwe terecht en denk dat ik nog maar even blijf hangen. ;-)
Groetjes, Marion
Ahh! Dank je wel voor je compliment Marion!
VerwijderenBlijf gerust hangen, maar je mag ook gerust gaan zitten hoor;)
Dank je voor je reactie :)