zondag 18 september 2011

Bezoeking








Het is druk in de wachtkamer van de huisarts.
De warme, klamme lucht van natte jassen slaat als een vieze vaatdoek in mijn gezicht als ik naar binnenloop en plaatsneem op de enige nog vrije stoel.
De sfeer die er hangt is er een van afwachting, tersluikse ronddwalende blikken met een voorzichtige glimlach voor diegene die toevallig je ogen ontmoeten.
Gesprekken komen niet veel verder dan het weer of het gebrek daaraan.

Op de een of andere manier voel je je verbonden met je wachtkamergenoten, je bent er tenslotte niet voor niets, ergens hapert er iets. Bij sommigen is duidelijk te zien wat er mankeert als ik zo eens quasi nonchalant rondkijk. Een pleister of een bandage, van pijn vertrokken gezichten of een enkel koortsig uitziend exemplaar.
Ik voel een licht klopje op mijn bovenbeen en kijk naar mijn rechterbuurvrouw.
“Het valt mee hoor, de wachttijd,” fluistert ze met een glimlach “Er zijn meerdere dokters aanwezig vandaag.”
De zachte rimpels rondom haar ogen en mondhoeken zijn als een subtiel bewijs van een blijmoedig karakter in haar doorleefde gezichtje geschetst. De sprankelende ogen fonkelen als heldere sterren in een koude winternacht. Haar lichaamshouding straalt vastberadenheid uit, opgeheven hoofd, kaarsrechte rug, haar benen als twee wachtposten netjes naast elkaar, tas op schoot en haar in Mephisto's gestoken voeten stevig op de grond.

“Ik hoop dat je niets ernstigs onder de leden hebt.”
Ze kijkt me vragend aan en verwacht blijkbaar een antwoord op haar toch wel directe vraag.
“Nee hoor, gewoon een controle.”
“Gelukkig maar.” zegt ze enigszins opgelucht. Mijn antwoord blijkt een soort van vrijbrief te zijn om haar eigen verhaal te vertellen.
“Weet je, mijn man zaliger was nooit ziek, had zelfs nog nooit een griepje gehad. En plotseling was hij weg, zijn lijf was er nog wel, maar zijn geest was gevlogen, snap je?”
Ik knik en kijk in haar vochtige ogen, poelen van herinneringen.
“We hebben het altijd zo goed gehad samen, bijna 55 jaar van veel liefde, plezier, ups en een enkele down ook wel en niet te vergeten onze 9 kinderen.”
Ze geeft me een olijke knipoog. “Ja dat zat ook wel goed!
Maar ondanks onze lieve kinderen voel ik me toch vaak alleen, als een afgedreven bootje op een grote oceaan. Ik mis hem nog elke minuut van de dag. De nachten niet hoor, dan is hij altijd aanwezig in mijn dromen. Ik verfoei dan ook de ochtenden dat ik gewekt word door het koude daglicht. Daarom ben ik hier, voor mijn dosis gelukkige nachtrust.”
Als haar naam wordt geroepen door de assistente, staat ze vastberaden op, kijkt me aan en fluistert bijna onhoorbaar: “Mijn geluk is niet meer wat het was, ik krijg het nu op recept.”

Verbaasd kijk ik haar na en realiseer me dat oud worden niet per definitie een garantie voor geluk is.


©José '11
Fictie



2 opmerkingen: